Manenschijn haalt de Duitse theoloog Schleiermacher aan. In 1799 schrijft hij een boek op het hoogtepunt van de Duitse Verlichting: Über die Religion. Reden an die Gebildeten unter ihren Verächtern. Het gaat over godsdienst. En het is gericht tot de ontwikkelde mensen onder de verachters van godsdienst. Hij hoopt dat de wetenschap en techniek dode krachten kan oproepen die het lichamelijke en geestelijke werk voor de mensen kunnen doen. Dan zou er ruimte ontstaan voor het opnieuw opbloeien van religie. En wel zó dat intellectuelen haar niet zouden verachten. Hij verwachtte van de vooruitgang in wetenschap en techniek het scheppen van ruimte voor een religie die acceptabel is voor mondige mensen.
Meer dan 200 jaar later worden die ‘dode krachten’ overal ingezet om productieprocessen te sturen en het leven te veraangenamen. En dat op een ongekende manier. En zeker niet op een manier die Schleiermacher had kunnen denken. Bijv.: Files waren toen totaal onbekend. Reizen is van een avontuur geworden tot een gemakkelijke tocht. En het onderlinge contact hoeft niet verbroken te worden. Moderne communicatiemiddelen zorgen voor blijvende informatiestromen.
De verandering in het wereld- en mensbeeld is nog radicaler.
Eind 18e eeuw was men onder de indruk van de grootheid en de oneindigheid van het heelal. Maar tegenwoordig gaat het om het allerkleinste: atomen, neutronen en protonen.
Toen sprak men nog onbezorgd over lichaam en geest, of over lichaam, ziel en geest. In het spoor van Plato dacht men de ziel of de geest als onsterfelijk. Maar dat is voorbij. Bijna de hele menselijke genenkaart is bekend. Mede daardoor is duidelijk geworden dat de lichamelijke dood van de mens genetisch is bepaald. En dat het verhaal van de mens die eeuwig mocht leven, maar door de zondeval moest sterven een mythe is. Ziel en lichaam zijn manifestaties van somatisch-neurologische processen. “Stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren” uit de Bijbel wordt onverwacht actueel. We leven slechts voort in het genetische materiaal van ons nageslacht.
De nieuwe inzichten worden lang niet altijd met blijdschap begroet. vaak is er sprake van angst en ziet men ondergangsvisioenen opkomen. Dat heeft ook zijn uitwerking op religie en duiding van zin. Religieuze beleving zoekt meer aansluiting bij ‘zuivere’ natuurbeleving dan bij beheersing van de natuur. Manenschijn wil niet religie in het algemeen behouden, maar het christelijk godsgeloof. Dat kan alleen door God niet in de natuur op te laten gaan, maar Hem te zien als de Schepper die ons het opzicht over de natuur heeft toevertrouwd. En dan moet je ook in geloof en theologie rekening houden met het door wetenschap en techniek veranderde wereld- en mensbeeld.
De hoop van Schleiermacher is niet uitgekomen. Bevrijding uit slaafse arbeid zou ruimte scheppen voor religie. Er is een zee aan vrije tijd gekomen die anders wordt ingevuld dan door kerkgang. Intellectuelen haken af zodra het geloof ter sprake komt. Bovendien komen religies op in hun meest primitieve vorm: heksengeloof, reïncarnatie, enz. Manenschijn:
Wat moet je daarmee als je ervan overtuigd bent dat alles wat wij weten, hopen, geloven en dromen over een goddelijke werkelijkheid uit onszelf komt en dat het onderscheid tussen geest en lichaam kunstmatig is? Wat moet je als je met het Oude Testament gelooft dat het met de dood uit is? Dat slechts iets van ons overblijft in het genetisch materiaal dat wij doorgeven aan het nageslacht en in de herinnering die van ons bewaard blijft? Wat moet je als je gelooft dat God er is voor dit leven en niet voor het hiernamaals? Kun je geloven als je bewust in de christelijk traditie wilt staan en tegelijk je intellectuele integriteit wilt bewaren?
Dat is de vraag waarop ik een antwoord zoek. Als er een antwoord komt is dat voorlopig, voor verbetering vatbaar.
In dit citaat staan de punten die in de rest van het boek van Manenschijn naar voren zullen komen.
Voor nu weer meer dan genoeg!
Interessant!