Gespreksgroep Over God (2011-2012) Bijeenkomst 4

De vierde bijeenkomst ging over de hoofdstuk 1 uit het boekje ‘Protestantse bronnen over God’, verschenen onder redactie van Dr. J.M. van ’t Kruis.Hieronder enkele indrukken van de onderwerpen die aan de orde kwamen in het gesprek:
Algemeen
Wat wordt bedoeld met bronnen? Het gaat vooral om teksten van schrijvers uit de Bijbel en de geschiedenis van geloof, kerk en theologie. Maar dan vanuit Protestantse invalshoek.
Zijn de Rooms Katholieke bronnen niet hetzelfde? Voor wat de Bijbelteksten betreft wel, al kun je dan nog discussiëren over de deuterocanonieke boeken. En in de geschiedenis heeft men ook eigen schrijvers die de aandacht krijgen.
Toch is er tegenwoordig ook veel uitwisseling van gedachtegoed tussen Protestanten en Rooms Katholieken.De deuterocanonieke boeken heten in de Protestantse kerken de apocriefe boeken.  Men acht ze nuttig om te lezen, maar ze hebben verder minder gezag dan de andere boeken uit de canon. De Lutherse Kerk en de Oosterse kerken kennen de deuterocanonieke boeken veel gezag toe. Zie Het verhaal van de bijbel. Ontstaan / vertalen / verspreiden, Hanna Blok, e.a. 2000 4e druk, p. 96.
Bij hoofdstuk 1: Hoe wordt in het Oude Testament over God gesproken?
Op p. 11 wordt gezegd dat de Godsnaam met kleine kapitalen wordt weergegeven. En dan geeft men als voorbeeld: ‘Here’ en ‘Heer’. Bedoelde men hier niet het als volgt te schijven: ‘HERE’ en ‘HEER’? Op de volgende bladzijden schreeuw het HEER van de bladzijden. Was dat de bedoeling?
Iemand geeft aan, dat het beschrevene het gevoel geeft 50 jaar teruggeworpen te worden. Terug naar de kerk van de jeugd, de strenge Gereformeerde Bonds – getinte gemeente. Terug naar de donderpreken met angstaanjagende en huiveringwekkende verwijzingen naar God.
God heeft twee kanten – een harde en een zachte. Het harde is wel passend bij het rechtvaardige. Je hebt die kant nodig om te kunnen straffen als dat nodig is. Maar wat dan met het wrekende?
Een God als softie, als oude sul, als Sinterklaas helpt dan niet.
Het omhooghalen en bevrijden van mensen is het eerste van God. Daarna komt ook die andere kant van God. Bijv. als mensen een medeschepsel onderuit halen en naar beneden drukken; als een ander wordt vastgezet.
De schrijver van dit hoofdstuk, Prof. Dr. K. Spronk, verwerkt Exodus 34 heel mooi in het hele hoofdstuk Het is een soort van refrein.

p. 12: Derde en vierde geslacht: de sociologie van die dagen is een andere dan die van ons nu. Toen accent op gemeenschap – nu op individu.
De moeilijkheden van een individu kunnen lang doorwerken in een gezin, familie, gemeenschap: denk aan  verslaving aan alcohol e.d., maar ook aan oorlogservaringen.
De Bijbelse gedachten moeten steeds weer uitgelegd worden. Vgl. bij die gedachte van het 3e en 4e geslacht.Dat is in deze tijd lastig. Je hebt vaak niet veel tijd om iets uit te leggen. En je moet vaak tegen vooroordelen opboksen. Een plek waar je dingen van kerk en geloof uit kunt leggen is bijv. de gesprekstafel van Pauw en Witteman. Maar daar kom je alleen als er iets speciaals aan de hand is. En vaak nog negatief voor geloof en kerk: een dominee die zijn kind slaat. Het gaat om extremen die bepaald niet representatief zijn. Waarom ontleen ik gezag aan de Bijbel?

  • Ik heb dat (van huis uit) geleerd.
  • Ik krijg het mee van allerlei christenen van overal.
  • Ik put uit de belijdenisgeschriften.

Een moment van keuze voor het christelijke geloof is belangrijk. Er is een voor en een na. Maar er is ook steeds weer opnieuw de keuze bevechten. Soms is dat ook een gevecht, ja. Dat gaat vooraf aan de keuze, maar kan er ook op volgen.

p. 17: Genesis 1:26-27 > het beschrevene legt wel erg de nadruk op de voortplanting.

p 22: dodencultus > Zijn er parallellen met de huisgoden in het Romeinse Rijk?

Protestanten zijn onwennig met het bidden voor de overledenen. Rooms katholieken zeggen: ik bid voor iemand bij leven – dan ook bij sterven en later.

Geef een reactie