De derde bijeenkomst ging over de hoofdstukken 4 en 5 uit het synodale geschift ‘Spreken over God’.
Bij hoofdstuk 4: Gemis aan ervaring van God
Op p. 39 wordt gesproken over God als een levende werkelijkheid. Dat riep de vraag op wat is dan die werkelijkheid? Je zou zó kunnen omschrijven: ‘situatie waarmee te werken valt’. En die is voor ieder mens ook weer anders.
Verder stonden we stil bij de oorzaken van het gemis aan ervaring van God. We misten een beetje de waarneming, dat we in een heel andere wereld leven dan vroeger. Vroeger leefden we in een, zeg maar, dorp. Nu leven we met de hele wereld binnen handbereik. Denk aan de grote hoeveelheden informatie die we ontvangen via de TV, Internet en andere media.
Ook lezen velen de Bijbel, mede daardoor, niet meer zo letterlijk.
En mensen zijn door onderwijs veel kritischer geworden dan vroeger.
Spreuk: “Een atheïst weet het zeker. Een gelovige twijfelt soms nog.”
Op p. 43 wordt gesproken over het menselijke leven als een queeste, een zoektocht. Dat spreekt aan. Het is een activiteit, je bent in beweging. Er is ook onzekerheid.
Maar heb je onderweg op je zoektocht niet ook af en toe houvast nodig? Step stones om even uit te rusten en stil te staan. Vaste grond (à la “Ik heb de vaste grond gevonden…” Gezang 440).
En waar zoek je naar? Is dat waarheid? Is dat ervaring met God? Rust? Bewustwording? Of zoek je hulp en nabijheid? Is God als een wegenwachter die je bij pech onderweg via de praatpaal kunt oproepen? Of als de zoekmachine Google? Of kun je dan maar beter bij de Heilige Antonius terecht?
Je kunt ook zoeken naar de twee kanten van wat je ‘God’ kunt noemen:
- houvast, troost, comfort, het pastorale, aai over de bol – liefde
- uitdaging, prikkels, challenge, het profetische, schop onder je kont – hoop
De zoektocht zelf gebeurt vanuit geloof.
We zien om ons heen vooral een houding van: “We doen het zelf wel. Ik heb een ander niet nodig!” Egoïsme in de samenleving. Kunnen we nog om onze naaste geven? Hoe leer je dat aan onze jongeren? Via de maatschappelijke stage? Opvallend veel vrijwilligers in de samenleving zijn mensen van de kerk.
Aan de andere kant moeten we als ouderen ook niet teveel mopperen over jongeren!
Op p. 40 wordt misschien te gemakkelijk gezegd, dat de kerk altijd nog kan bidden. Dat is wel zo, maar kan en mag geen verontschuldiging zijn dan maar niets te doen. Pak zelf ook aan!
Hoe functioneert onze taal, in onze gemeente? Kan er bij ons iets gebeuren zoals bij het Bijbellezen van de arme en geknechte mensen in Zuid Amerika en Zuid Afrika? Dat de teksten gaan spreken als teksten van bevrijding?
Bereiken we mensen van nu nog? Onze taal is bij tijd en wijlen onbegrijpelijk. Dat hoort ook bij het geheim van geloof. En je zult het ABC ook moeten leren. Maar dan nóg? En jammer genoeg zijn deze mensen niet aanwezig om ons te helpen de taal aan te passen.
We denken, dat de kerken bar weinig echt nieuwe mensen bereiken. Dat de christenen die ‘nieuw’ zijn alleen maar langs komen vanuit een al bestaande gemeenschap, even genieten, dan weer er op uitgekeken raken en verder gaan naar een volgende groep / gemeenschap / kerk.
Wat is de rol van ons als ouders en grootouders hierin? Kiezen we te snel voor geen ruzie thuis op zondagmorgen? Wat je nu ziet, ook bij onze gemeente: ouders en kinderen komen naar de kindernevendienst. Dan blijven er na het afscheid bij Groep 8 een aantal over voor de tienernevendienst. En dan haken ze af. De kinderen, maar heel vaak óók hun ouders!
Waren de sociale banden en de bijbehorende controle vroeger sterker?
Onze situatie doet misschien ook wel denken aan die in de voormalige DDR. Zo leerden we uit de contacten met onze partnergemeente in Jüterbog, dat mensen daar van de grond af voor de kerk en het geloof geïnteresseerd moeten worden. Het socialisme heeft over een reeks van jaren de gedachte van geloof (incl. het christelijke) weggevaagd.
En dan moet je beginnen met eerst de slag te maken, dat geloof en godsdienst een verrijking zijn en geen verarming. Helaas is godsdienst (ook de christelijke) nou niet altijd even goed en geloofwaardig voor de dag gekomen…
Hoe meer we weten, hoe kleiner de plek van God? Nee, dan zou God op een gegeven moment helemaal weg zijn. God blijft belangrijk. Ook los van wat we niet begrijpen. God is all over van belang.
Wetenschappers zoeken naar feiten. Wil je weten hoe de aarde is ontstaan? Dan kom je bij hen terecht. Bij de geoloog, de paleontoloog, enz. Wil je weten waarom de aarde er is? Dan kom je terecht bij de dominees.
p. 41: ‘stoere’ calvinisten? In het licht van wat wordt beschreven kun je beter spreken van ‘stijve’ calvinisten!
De evangelische spiritualiteit wint terrein, ook in onze kerk. In onze regio van de Lopikerwaard zie je dat kerkmensen van de gevestigde Gereformeerde Bondsgemeenten nogal eens naar evangelisch getinte bijeenkomsten gaan (bijv. Lekfestival). Zulke spiritualiteit is voor hen interessant: de klassieke inhoud kunnen ze beleven in een modern jasje. Ook ethisch gezien staat men niet ver van elkaar af.
De vraag is ook hier of men wel echt nieuwe mensen trekt. Meestal zijn het betrokkenen van andere kerken die doorschuiven (of rondgepompt worden zoals iemand wel zei).
En er blijven ook jongeren die helemaal niets hebben met die spiritualiteit. Die de melodie en de begeleiding van Opwekkingsliederen mooi vinden, maar niets hebben met de inhoud van wat ze zingen… En er is een categorie jongeren die veel eer kiest voor Taizé.
Is de kerk een middel of een doel? Moeten we de jongeren en anderen er bij krijgen of kan het ook anders en elders?
Het is opmerkelijk hoe sterk we de betrokkenheid van mensje bij geloof en kerk aflezen aan de aanwezigheid op zondagmorgen om 10.00 uur! En we vergeten de andere mogelijkheden die er zijn, óók door de weeks en elders: een gespreksgroep als deze; de zondagavondcatechese; Meeting Point met laatst een fantastische avond waarbij jong en oud elkaar ontmoetten, iemand die zijn benen onder het lijf vandaan loopt voor ons kerkblad Samenspel, maar op zondagmorgen amper komt.
Een groep, een gemeenschap is middel. Dat wel. Maar geen doel. Ook de Protestantse Kerk is geen doel. Samen bezig zijn is nodig. Dat zeker. Individueel, privé, persoonlijk met geloof bezig zijn, is moeizamer dan samen.
Bij hoofdstuk 5: Belijdend spreken over God
De citaten uit de Kerkorde van onze kerk schrikken af. Wat een taal! Dat hoort bij een reglement. En je wilt je ook onderscheiden van anderen. maar het zijn geen zinnen waar je warm van wordt.
Daarnaast hebben we inhoudelijk moeite: “… de Heiige Schrift als enige bron en norm van …”. Maar de canonvorming zelf was al een heel proces! Daar zit al veel ontwikkeling met allerlei menselijkheden in. Bovendien is de vraag: hoe ga je om met teksten en andere christelijke uitingen als films, beeldende kunst, e.d. die later gecreëerd zijn? Wat doe je als een herder of woestijntoerist vandaag in een grot een tekst uit de Bijbeltijd zou vinden? Opnemen in de canon?
Karl Barth maakte onderscheid: eerst heb je het Woord = Jezus Christus, dan heb je het Woord = de Bijbel en tenslotte het Woord = de verkondiging van de kerk.
De verhalen van toen zijn gaandeweg theologie geworden. Teruggaan naar de oorsprong helpt en is ook nodig. Weet jij veel van toen! Dus onderzoek en info noodzakelijk.
Een kunstuiting, óók de Bijbel, kan elke keer weer een andere betekenis krijgen. Dat hangt van de kunstenaar af, maar ook van de tijd waarin het is ontstaan. En van de gene die de kunst beschouwt en in welke situatie en tijd die leeft. Zo kan een kunststuk in één en hetzelfde leven een andere of diepere betekenis krijgen.
Dat maakt een gespreksgroep zo boeiend! Vgl. de laatste alinea van het rapport over het geloofsgesprek.
Over het algemeen vinden we het rapport te veel de hoofdstroom van onze kerk weergeven. En ook een wat te verzekerde toon en inhoud. Je zou wensen dat de twijfel er ook wat meer in doorklonk. Punt is natuurlijk dat het stuk een synodestuk is waar over gestemd wordt. Eens tuk dat een meerderheid moet krijgen. Dan moet je alle belanghebbenden enigszins tevreden stellen.
Maar er mag best wat meer ruimte in zitten. En dat helemaal als je geloofsbril is afgezakt of zelfs weggelegd is!
We lezen na de jaarwisseling verder in het boekje Protestantse bronnen over God (onder redactie van dr. J.M. van ’t Kruis).