Einde van de introductie

Citaat van het einde van de introductie van Manenschijn:

God is er voor dit leven, niet voor een hiernamaals. Het geloof schept het symbolisch universum waarin wij gelovig met God verkeren, maar dat garandeert niet een hiernamaals. Het geloof biedt geen oplossing voor onverdraaglijke gedachten, het is er voor om het uit te houden met onverdraaglijke gedachten. Ook met de onverdraaglijke gedachte dat we van God niet weten of Hij bestaat. Daarmee te kunnen leven is geloof. Ik zie liet aan Jezus van Nazareth, zoals het evangelie Hem tekent. Meer hebben we niet. Daarmee moeten we het doen.

 Mijn reactie:

Het is  verrassend dat Manenschijn hier zo de nadruk legt op het hier en nu. Veel christenen gaan ook uit van iets als een hiernamaals. Soms zelfs zó dat alles daarop gericht is: leven na de dood; in de hemel komen. Maar eerder in dit hoofdstuk geeft Manenschijn al aan, dat er volgens het Oude Testament niets is na de dood. Op de één of andere manier is dat een belangrijk punt voor hem. Zó belangrijk, dat het hier al in deze samenvattende opmerking al veel aandacht krijgt. Maar ook op het einde van zijn boek komt het uitgebreid naar voren: het laatste hoofdstuk is er geheel aan gewijd. Voor de hoofdlijn van zijn betoog verder lijkt het me niet noodzakelijk om daar zo’n nadruk op te leggen. Zit daar ook een persoonlijk motief achter? Of wil hij op meer gebieden aangeven hoe het geloof verandert rekening houdende met moderne  inzichten?

Geef een reactie