Om de positie van Jezus ten opzichte van God beter te begrijpen gaat Labuschagne eerst iets uitleggen over de voorstelling van de hemelse hofhouding.
In het Oude Testament wordt Jahwè voorgesteld als een vorst die omringd wordt door een hemelse hofhouding. Die hofhouding bestaat uit ‘zonen Gods’. Dat zijn bij God horende goddelijke wezens, dienende geesten, machten, engelen/boden. Jahwè blijft de Enige God te midden van deze wezens. Ze zij aan Hem ondergeschikt. Het gaat bij hen niet om volwaardige goden, die namen en functies hebben. Het zijn ‘werktuigen’ van God die Hij aanstuurt. Het strenge monotheïsme komt dus niet in gevaar.
Er is een absoluut kwalitatief verschil tussen God en de ‘zonen Gods’. Ze zijn niet op één lijn met hem te stellen. Ze zijn onvergelijkbaar. Vgl. Psalm 89:7-8: “… wie van de godenzonen kan zich meten met Jahwè…?” En Psalm 82. De ‘zonen Gods’ hebben geen namen. Pas in het boek Daniël krijgt de eerste een naam: Michael. En die naam laat in zijn betekenis direct zien hoe men het beleeft: “Wie is als God?”. Er is niemand met hem te vergelijken. Een ‘zoon van God’ kan een opdracht ontvangen. Of kan verschijnen als een engel/bode, die God vertegenwoordigt en namens hem spreekt. Ook mensen kunnen God vertegenwoordigen en namens hem spreken. Denk aan de drie mannen uit Genesis 18:1-15; denk aan Mozes (een god!; zie Exodus 4:16); denk aan David.
Een mens die als gevolmachtigde vertegenwoordiger van God de status van ’god’ krijgt toegekend, is en blijft een mens. Zie David in Psalm 2. Dat geldt ook voor de mensen die in de kring van de hemelingen worden opgenomen. Zie Elia, Mozes en Henoch. En, zegt Labuschagne: zie natuurlijk ook Jezus! Er is nergens sprake van een wezenseenheid van Jezus met God, laat staan een wezensidentiteit. Je moet die voorstellingen van de ‘zonen Gods’ in acht nemen om de status van Jezus goed te begrijpen.
Labuschagne meent dat je niet moet uitgaan van de oude kerkelijke belijdenissen. Maar wél van de nieuwtestamentische getuigenissen over de historische Jezus. En dat dan in de context van het Jodendom van die tijd. En nog belangrijker: tegen de achtergrond van het oudtestamentische monotheïstisch Gods geloof.
Nu dat duidelijk is geworden kan Labuschagne uiteenzetten hoe hij de status van Jezus in de evangeliën en bij Paulus ziet.