De kern van het oudtestamentische Godsgetuigenis

Even nog weer het kader van mijn stukjes.

Ik volg een lezing / artikel van Labuschagne. Hij wil in onze moderne tijd het vertrouwen in God herstellen. Hij heeft al iets gezegd over hoe je God kunt kennen. En iets over het spreken over God, dat opkomt vanuit geloof en geloofservaring.

Van daaruit staat hij dan allereerst stil bij de kern van het oudtestamentische Godsgetuigenis. Dat is voor hem bekend terrein: Labuschagne is immers oudtestamenticus.

 Labuschagne begint in Exodus 3 waar we de aan Mozes toegeschreven religieuze ervaring bij de berg Sinaï lezen.

Het is een leerverhaal over de oorsprong van het geloof in God. Mozes is degene die in het verhaal bemiddelt bij de totstandkoming van de relatie tussen Israël en God Jahwè.

Mozes begint met een religieuze ervaring. Het brandende braambos functioneert als symptoom van de aanwezigheid van God. Het wordt voorgesteld als een natuurverschijnsel dat verwondering oproept; dat rationeel niet te verklaren is en dat het menselijke bevattingsvermogen overstijgt. In feite gaat het om een symbolische manifestatie van Gods ervaarbare aanwezigheid in onze werkelijkheid.

 De aanwezigheid van God is een alomtegenwoordigheid (vgl. Psalm 139). Met een moeilijk woord: panentheïsme. God kan ervaren worden als een werkelijke Presentie in onze wereld. Dat is de grondslag van alle theologie. Daarbij veronderstel je dan de juistheid van de ervaring van Gods realiteit.

 Mozes ervaart dit mysterie als een confrontatie met het heilige, huiveringwekkend en ontzagwekkend. En het mysterie krijgt voor Mozes een Stem, een stem van een Roepende. De stem geeft hem een opdracht: Jij moet de Israëlieten uit Egypte wegleiden.

Deze Stem wordt ook gehoord door Elia, Jesaja en de Israëlieten. De Israëlieten horen de Stem de Tien Geboden geven. Daarmee horen ze de kern van wat God van het volk eist: recht en gerechtigheid.

 Op de vraag van Mozes naar de identiteit van de Stem krijgt hij als antwoord: “Ik ben de gene van wie geldt dat ik er zijn zal.” Of in andere vormen: ‘Ik ben er / Ik zal er zijn.’

Deze naam benoemt het mysterie, verwijst er naar en definieert het als ‘de Aanwezige’. Dat is het meest wezenlijke, dat we van God kunnen zeggen. Dichterbij zijn identiteit kunnen we niet komen.

 Over zijn imago wordt wél meer verteld: Mozes leert de Aanwezige kennen als de Barmhartige en Ontfermende die geen onrecht kan verdragen. De Aanwezige zet zich in voor  bevrijding en gerechtigheid en draagt Mozes op dat te realiseren. De bevrijdingsactie vindt plaats. Wonderdaden begeleiden de bevrijding. Ze bedoelen Mozes en Jahwè te legitimeren. Het volk krijgt vertrouwen in Jahwè en zijn dienaar Mozes. Dat vertrouwen in God loopt uit op het Lied van Mozes en de Israëlieten in Exodus 15. “Wie onder de goden is uw gelijke, Jahwè?”

Geef een reactie