Een beginnetje

Langzaam maar zeker begint het hoofd leeg te raken van alles wat er  nog gedaan moest worden.

Het is een drukke aanloop geweest. De gewone werkzaamheden gaan door, met als grootste aandachtspunt de diensten in de Veertigdagentijd en de Goede Week. Aan de andere kant moet je steeds al vooruit denken: wat kan ik de komende maanden niet zelf meer doen en zal ik overdragen? Welke gegevens hebben anderen nodig om de werkzaamheden zo soepel mogelijk voortgang te laten vinden? En je loopt al te denken aan wat je wil gaan doen in het studieverlof. Wat ga je lezen en bestuderen? Hoe zal dat bevallen?

Ik was tamelijk vermoeid geraakt. Ik merkte dat tijdens onze (en mijn) laatste dienst op Paasmorgen met de vele kinderen. Mijn stem werd als maar minder, mede als gevolg van een naar boven komende verkoudheid. En je krijgt het gevoel: nog even volhouden, dan is het voor een tijd voorbij…

Het is mooi om te merken hoe mensen na afloop van de dienst eraan denken dat ik verlof krijg. Velen laten zich ontvallen: “Goede vakantie!” Tja, dat is het natuurlijk niet. Maar ergens voelt het ook wel een beetje zo. Verder krijg ik vele goede wensen mee: dat ik veel zal leren; dat ik er van zal genieten; dat ik kan uitrusten ook. Sommigen zijn heel jaloers – blijkbaar ook omdat in hun werksituatie niet zo’n sabbatical mogelijk is.

Het is trouwens bijzonder prettig om te merken dat ook anderen je helpen om echt vrij te zijn! Dat begon al bij de collegae, Marieke en Nel, die de komende tijd waarnemen. Het wordt me duidelijk en oprecht gegund. Anderen helpen er ook aan mee door werkzaamheden over te nemen. Fijn, dat ze zo een extra stapje willen zetten in onze gemeente!

Hoe kom je nu aan een goed onderwerp voor het studieverlof? In beginsel staat het vrij om te bestuderen wat je wilt. En ook of je dat thuis wil doen, elders (in een klooster o.i.d.). En of je dat in de vorm van een cursus wil doen. Het kan zijn dat er verandering gaat komen in de studiemogelijkheden van predikanten. In onze kerk wordt er gesproken over de permanente educatie van de voorgangers. Daarbij zit het er in dat er een verplicht stuk studie komt, naast een vrij deel. En dat je deze scholing móet volgen, anders raak je je bevoegdheid als predikant kwijt. Nu is het nog een recht, waarvan door veel predikanten gebruik wordt gemaakt.

Ik heb gekozen voor literatuurstudie. En zal daarbij gebruik maken van theologische literatuur en van enkele (bevriende) gesprekspartners. En mogelijk ook van de reacties van de lezers van deze blog. Ik zal er geen boek over schrijven. Wel is iets van een verslag aan de kerkenraad verplicht. Misschien dat deze blog daar al een goede basis voor kan vormen. Ook denk ik er aan een gespreksgroep te gaan leiden. Die ga ik dan ook aanbieden in het kader van onze plaatselijke Interkerkelijke Commissie Vorming en Toerusting in het seizoen 2010/2011.

Ik heb als werktitel voor mijn studiethema gekozen Over modern geloven. Dat is de ondertitel van een boekje dat een collega schreef. Ik bedoel Jan Offringa met zijn boek Na een gezonde geloofscrisis. Over modern geloven. Mooi detail: dat boekje is de neerslag van zíjn studieverlof. Zijn titel is iets te dramatisch voor mij zelf. Toch herken ik er wel wat van.

Door de jaren heen heb ik heel wat theologische werken bestudeerd. Vaak ook samen met gemeenteleden. Theologen als C.J. Labuschagne, C.J. den Heyer, C.A. ter Linden, K. Hendrikse, K. Biezeveld en G. Manenschijn passeerden. Dan merk je dat ze op een eigen manier met de Bijbel en het christelijke geloof bezig zijn. Dat ze kritisch omgaan met de christelijke traditie. Dat ze je de ogen openen voor wat ondergesneeuwd is, voor wat nieuw ontdekt is. En dan sta je voor de vraag: moet dit de hoofdstroom van ons belijden niet doen veranderen? Wat wel, wat niet?

Een trigger daarbij was het lezen van een persoonlijke geloofsbelijdenis van C.J. Labuschagne. Ik vond hem op zijn eigen website www.labuschagne.nl. Met veel waardering en instemming heb ik zijn boeken gelezen. Met respect en bewondering voor zijn poging Bijbelwetenschap en christelijk geloof vruchtbaar te verbinden. Is die zo anders-dan-anders belijdenis daar dan een gevolg van? Toch staat kerkelijk Nederland niet op de achterste benen. Zoals wél het geval is bij Hendrikse of Kuitert. Boeiend!

Ik heb er persoonlijk en als theoloog behoefte aan dit alles verder te bestuderen en te doordenken. Een tijd van bezinning en rust; om één en ander ook in jezelf te laten landen. Dat betekent dat ik andere opties om het verlof in te vullen heb laten rusten. Eentje die erg voor de hand had gelegen was meer aandacht schenken aan mogelijkheden kinderen en vooral jongeren bij christelijk geloof en gemeente te betrekken. Het is mijn aandachtsveld in onze gemeente en in de werkverdeling met de collegae. En er is alle aanleiding voor: ook in ons ‘soort’  gemeente zie je hoe moeilijk het is om komende generaties ervoor warm te krijgen. Ik hoop dat het vinden van een goed plekje in modern geloof ook dienstbaar zal zijn aan hen!

In een gesprek met Prof. Dr. J. Muis heb ik mijn gedachten en ervaringen gedeeld. En ben ik verder gekomen in de invulling van het studieverlof. Prof. Muis is hoogleraar systematische theologie aan de Protestantse Theologische Universiteit, m.n. te Utrecht. Als eerste zal ik me richten op het boek van Gerrit Manenschijn: God is zo groot dat hij niet hoeft te bestaan. Over narratieve constructies van de geloofswerkelijkheid. Interessant: zijn boek haalde bijv. Pauw en Witteman niet. Dat van K. Hendriks, Geloven in een God die niet bestaat. Manifest van een atheïstische dominee wél. En niet alleen dat programma. Wat is er dan zo anders?

Geef een reactie