Ik herlees het boek van Gerrit Manenschijn, God is zo groot dat Hij niet hoeft te bestaan. Over narratieve constructies van de geloofswerkelijkheid. En ik doe dat met het oog op jullie als lezers, als mijn volgers. Manenschijn zegt dus dat God niet hoeft te bestaan. Hij bedoelt daarmee dat je om te geloven niet van te voren zeker hoeft te weten of dat God bestaat. Wil je dat wél, dan kom je uit bij een droge, zakelijke God die amper nog de trekken heeft van de God van de Bijbel. Logische dat je dan die God op zij zet en laat vallen. Begrijpelijk ook, dat je dan geloven er aan geeft. Dat is jammer! Het kan ook anders! De verhalen uit de Bijbel vertellen daarvan. Daar kun je dan voldoende mee uit de voeten.
Ik haal hieronder het voorwoord aan uit het boek van Manenschijn. Letterlijk. Het wordt daarmee een wat langer en ook wat moeilijker bericht dan ik beoog. Maar het doet wél het meest recht aan de schrijver. Vandaar.
God is zo groot dat Hij niet hoeft te bestaan. Ik beweer niet dat Hij niet bestaat. Ook niet dat Hij wel bestaat. Wij kunnen nooit weten of Hij wel of niet bestaat. Om dat uit te maken ontbreken ons de middelen. Ik wil niet van Gods bestaan af en al helemaal niet van God zelf, ook niet van God als Persoon. Juist niet van God als Persoon. Ik wil er van af dat wij, om in Hem te geloven, eerst zeker zouden moeten weten dat Hij bestaat. Ik wil af van de denkdwang dat geloofszekerheid bestaat in de vaste overtuiging dat Hij bestaat.
Ik zou dit niet met zoveel nadruk zeggen als ik er niet van overtuigd was dat veel mensen hun geloof willen verankeren in de zekerheid dat God bestaat. Omdat ze onderhand wel weten dat die zekerheid onmogelijk is, geven ze het geloof in Hem ook maar op. Dat hoeft niet, het kan anders.
Ik wil ook van de gedachte af dat God moet bestaan op een manier die wij voor mogelijk houden. Dan blijkt er zo weinig van Hem over te blijven dat het niet meer de moeite loont in Hem te geloven. Wij beseffen immers heel goed dat wij God niet kunnen kennen op dezelfde manier als waarop wij de waarneembare werkelijkheid, de geschiedenis of de evolutie kunnen kennen. Om toch vol te kunnen houden dat Hij bestaat bedenken wij voorwaarden onder welke nog redelijkerwijs aangenomen kan worden dat God bestaat. Dat betekent allereerst opruiming van de rijke beelden die de joodse en christelijke geloofstradities over Hem hebben ontwikkeld, maar ook de voorstelling dat Hij een Persoon is die tot ons spreekt en ons hoort. Wat dit betreft heeft de filosofische theologie vrijwel onuitwisbare sporen in ons bewustzijn nagelaten. God werd zozeer van alle herkenbare menselijke eigenschappen beroofd dat er ten slotte van Hem niets anders overbleef dan pure transcendentie. Die werd zo gepresenteerd dat zij niet te kennen valt en slechts gedacht kan worden. God wordt dan zo groot, zo ver uitgekleed, dat Hij slechts als kale abstractie bestaat of als onbestemde macht.
Ik maak een andere keus: God is zo groot dat Hij niet hoeft te bestaan, met name niet op onze voorwaarden. Omdat dat niet meer hoeft, omdat wij van die denkdwang zijn verlost, kan God bestaan zoals de bijbel Hem laat bestaan: als Persoon die ons in Christus genadig is. God is dan niet de Afwezige, maar de Verborgene. Een God die zich laat zoeken, ook in een cultuur die Hem als de Grote Afwezige beschouwt, als de Overbodige bij uitstek. Om Hem te zoeken hebben we beelden en verhalen nodig die het geloof voeden en van de weeromstuit verzint het geloof nieuwe beelden en nieuwe verhalen. Het is nooit anders gegaan, het wordt tijd dat weer te beseffen.
Moeilijk stuk, inderdaad. De laatste alinea spreekt mij aan. De God die zich laat zoeken en gevonden wordt in de verhalen en zo wordt doorgegeven (traditie). De vraag naar het bestaan van God is mij dan te rationeel, want het ‘zeker weten’ is hoorbaar in die verhalen.
Ha Peter,
Dank voor het voorwoord. Dat helpt!
Het helpt omdat daarmee de vraag of God echt bestaat een niet verderhelpende vraag meer is. Dus de discussie daarover ook niet.
Het helpt ook omdat de verhalen weer mogen spreken.
Daar houd ik van!
Sorry hoor,
Ik kan het niet laten.
Gerrit Maneschijn, Gerrit Maneschijn,
klom eens op een trapje door het raamkozijn.
En je raadt het al, ja je raadt het al.
Zo doet een vogel en zo doet een vis
en zo doet een duizendpoot, die schoenenpoetser is.
en dat is één en dat is twee
en dat is dikke, dikke, dikke tante Kee.
En dat is recht en dat is krom,
en zo draaien wij de Woorden nog eens om.
Rom-bom!
Flauw hè?
En toch, Jezus liet de kinderen tot zich komen.
Hoi Kees,
Ik wil toch nog een poging doen om mijn reactie uit te leggen. Volgens mij zijn we het samen eens dat het rationeel/wetenschappelijk onmogelijk voor ons mensen is om vast te stellen of God wel of niet bestaat.
In het vervolg van mijn reactie ga ik daarom hier van uit.
We kunnen niet vaststellen wat het antwoord is op de vraag of God bestaat. Dat betekent voor mij dat de discussie over die vraag dus niet te voeren is op wetenschappelijk niveau. We zien die discussies wel af en toe ook in de media maar die discussies helpen niet. Degenen die er vanuit gaat dat God bestaan en degene die God niet als werkelijkheid beschouwen komen niet tot elkaar en zo heeft m.i. die discussie dus geen zin. Dat noem ik ‘niet helpend’.
En als die discussie dan niet meer hoeft dan kunnen we ons – en dat wil ik graag – concentreren op de verhalen die ons overgeleverd zijn: wat hebben die te zeggen wat betekenen ze en welk appèl doen ze op mij?
En dan word ik enthousiast want van die vragen en discussies daar wordt ik geloviger van: dat helpt mij.
Is dat niet iets wat je mee kunt voelen en beleven? Daarmee wil ik mij dus juist ook door de verhalen en woorden van Jezus laten gezeggen. Is dat dan voor jou niet genoeg?
Ben benieuwd naar je reactie.
Groeten Richard
PS Peter, ik weet niet of dit ‘oneigenlijk’ gebruik van de weblog is of juist niet?? Geef het maar aan.
Ha Richard,
Natuurlijk was mijn verhaspeling van een kinderversje een reactie op de – voor mij in ieder geval – tergend ingewikkelde verhandelingen van Peter over wat hij leest van Labuschagne en Manenschijn, en ons daarvan wil laten meegenieten.
Ik ben al een tijdje afgehaakt. Maar omdat jij me zondag vroeg naar een reactie, ben ik weer even naar het blog gegaan.
Het lijkt voor een theologische leek toch een ‘veel omhaal van woorden’, waarvoor we gewaarschuwd worden in de ‘verhalen’.
Maar ik geef toe dat ik meer moeite zou moeten doen, meer tijd ervoor nemen om het te doorgronden wat deze heren zeggen. Maar eigenlijk zou Peter dat moeten doen, en ons niet vermoeien met deze brongedachten.
We zijn benieuwd naar zijn eindverslag! :-))
Groet,
Kees