De status van Jezus in de evangeliën en bij Paulus

Vandaag weer een stukje verder uit het artikel van Labuschagne dat we volgen. Heel, binnenkort ga ik ook weer antwoorden op de reacties die gekomen zijn.

In de evangeliën van Markus, Matteüs en Lukas krijgt Jezus de hoogst mogelijke status: ‘zoon van God’. Dat is een koninklijke titel die in heel het Midden Oosten bekend was. Alleen was de betekenis in de omliggende culturen anders: daar was een koning een vlees geworden god op aarde. In het Oude Testament ging het alleen om de hoge status van de koning, zonder hem tot een god te maken. In het Nieuwe Testament gaat het daarom bij ‘zoon van god’ niet om God in mensengedaante op aarde. Maar om het optreden van Gods gevolmachtigde vertegenwoordiger op aarde.

God de Vader en Jezus als zijn zoon worden in de genoemde evangeliën en bij Paulus steeds onderscheiden. Er is geen identificatie. Jezus is God niet! Er is en blijft een kwalitatief verschil tussen Vader en Zoon, tussen Zender en Gezondene, tussen Volmachtgever en Gevolmachtigde.

Het beeld dat Paulus van Jezus heeft is bepaald door zijn eigen religieuze ervaring op weg naar Damascus: Jezus die vanuit de hemel aan hem verschijnt en hem aanspreekt. Voor Paulus is Jezus een mens die door de opstanding uit de dood tot een ‘goddelijk wezen’ is verheven (vgl. Romeinen 1:3-4). En die Jezus is ondergeschikt aan God.

Labuschagne gebruikt ook Filippenzen 2:6-11 om zijn gedachten te onderbouwen. Hij maakt er op attent dat daar in het Grieks over god zonder lidwoord wordt gesproken. Dan gaat het niet over God Jahwè, maar over een ‘zoon van god’. Voor Paulus is het ondenkbaar dat hij Jezus als gelijk aan God zou hebben voorgesteld. Voor hem is alleen Jahwè God. Jezus heeft wel de status van een godheid toegeschreven gekregen, maar hij was God niet. Dat geldt het hele Nieuwe Testament.

Labuschagne is van mening dat overal waar het Griekse woord voor ‘god’ in verband met Jezus gebruikt wordt, dat woord met een kleine letter geschreven moet worden. Dus ‘god’. En niet ‘God’.

Ook het Griekse woord voor ‘Heer’ met kleine letters vertaald worden. Dus niet met ‘HEER’, want dat doet teveel denken aan God Jahwè. Maar als ‘Heer’. Vaak laat zich die titel verklaren tegen de achtergrond van de keizerverering. De onderdanen van de keizer vereerden hem als ‘Heer’. Als je Jezus ‘Heer’ noemt, dan laat je zien dat het je niet om de keizer gaat, maar om Jezus.

Labuschagne wijst op een ander probleem dat hieruit is ontstaan: als je de Godsnaam Jahwè weergeeft met ‘HEER’, dan wordt Jezus al te snel ook gezien als identiek met God. Daarmee vergroot je de kloof tussen christen en Joden nodeloos. Je maakt hem zelfs tot een afgrond.

Aanbidding van Jezus?

In het verlengde van de voorgaande uitleg vraagt Labuschagne zich af of er wel sprake is van Jezusaanbidding in het Nieuwe testament. De geleerden zijn het niet met elkaar eens. Het verbaast niet meer, dat Labuschagne ontkent dat Jezus aanbeden wordt. Aanbidding is een woord dat alleen voor God Jahwè gereserveerd is.

Bij Jezus kun je wel spreken van ‘eer bewijzen’ en ‘hulde brengen’. Niet van aanbidden of bidden tot Jezus. De naam van Jezus aanroepen betekent ‘hem belijden’ of ‘van hem getuigen’.

Geef een reactie